Voor begeleiders
Vertrouwensband, luisteren
Vertrouwensband opbouwen
Om goede ondersteuning te kunnen bieden is het belangrijk een vertrouwensband te hebben met je cliënt. Vertrouwen groeit als je meer met handelt in overleg en samenwerking met de cliënt in plaats van in strijd. Hierbij helpt het om duidelijk te communiceren en helderheid over afspraken te hebben.
Probeer bijvoorbeeld bij het geven van medicatie te zeggen: “Mag ik je daar bij helpen?” In plaats van het zonder overleg voor de cliënt te doen. Probeer de kwaliteiten van de cliënt te benadrukken en de cliënt het gevoel te geven dat hij het zelf (deels) kan. Geef de cliënt ruimte voor eigen inspraak: vraag hem naar zijn mening.
Luisteren en checken
Het is belangrijk om niet alleen goed te luisteren naar de cliënt, maar ook om te blijven checken of iemand het begrijpt. Dit kun je doen door in een gesprek door te vragen. Zo voorkom je dat je te snel conclusies trekt. Soms ligt er achter de woorden een ander verhaal.
De cliënt in het voorbeeld hieronder kon zelf niet goed uitleggen dat zijn bloedsuiker te laag was, niet de insuline. Ook al ken je de cliënt al jaren blijft het goed om regelmatig bij jezelf te rade te gaan of je zeker weet wat de cliënt bedoelt. Soms denk je dat je begrijpt wat de cliënt bedoelt maar bedoelt hij toch iets anders.
Begeleider Hans: Achteraf bedoelde hij wat anders
“Eigenlijk luisterden we niet goed naar de cliënt, achteraf hadden we met doorvragen de signalen die de cliënt gaf beter kunnen interpreteren. Bij het toedienen van insuline zei de cliënt af en toe: ‘het is te laag.’ We dachten dat hij bedoelde dat de dosis insuline is te laag was. Hierom hebben we een paar keer bijgespoten. Toen ging ik doorvragen: wat is te laag? Bleek dat hij bedoelde dat zij suikerwaardes te laag waren. Als begeleider ken je de cliënt wel goed, maar je moet toch oppassen dat je niet te snel conclusies trekt. Blijven checken."